słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

samodzielny po niderlandzku:

1. zelfstandig


Het zelfstandig naamwoord kan in het enkelvoud staan of in het meervoud.
In het Esperanto eindigt een zelfstandig naamwoord op 'o'. Het meervoud wordt gevormd met de uitgang 'j'.

Niderlandzkie słowo "samodzielny" (zelfstandig) występuje w zestawach:

5/4 Op kamers!