słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

kiesa po niderlandzku:

1. portemonnee


Ik heb mijn geld in een portemonnee gedaan.
Ik heb mijn portemonnee verloren.
Toen ik thuiskwam, merkte ik dat ik mijn portemonnee verloren had.
Geef hem gewoon de portemonnee.
Ik veronderstel dat ik mijn portemonnee in de bus gelaten heb.