słownik polsko - niderlandzki

język polski - Nederlands, Vlaams

jabłko po niderlandzku:

1. de appel de appel



Niderlandzkie słowo "jabłko" (de appel) występuje w zestawach:

Boodschappen doen. Groente en fruit
het fruit en de groente 2
lekcja 2 poziom 2
grocery store
Boodschapen doen

2. appel appel


Er ligt een appel op tafel.
De appel valt niet ver van de boom.
Deze appel is erg rood.
Hier, een appel.
Ik heb de appel opgegeten.
Een appel per dag houdt de dokter weg.
Hij deelde de appel in twee.
Wie heeft de appel gestolen?
Deze appel smaakt zuur.
In de boomgaard achter hun boerderij stonden appel- en perenbomen.
Ze namen van elke appel een hap.
Hier is de appel die ik gevonden heb.
Een rotte appel in de mand maakt al het gave fruit te schand.
Die appel is zoet.
Hij is een appel aan het eten.

Niderlandzkie słowo "jabłko" (appel) występuje w zestawach:

gerechten Pools